‘Tenzij u bereid bent om Louis
Roche in Soho lastig te vallen, of bij Vilmorin in Parijs deze knolletjes voor
uw moestuin bestelt, zult u waarschijnlijk uw hele leven geen crosne
proeven,’ schreef Jean Grigson in 1978
in haar onvolprezen Groentenkookboek.
Ook schreef ze: ‘Crosnes zijn heel makkelijk te telen, heel makkelijk klaar te
maken en echt heel erg lekker.’
Sindsdien waren we erop gespitst
ooit ergens crosnes op de kop te tikken, en dat is gelukt! Blijkbaar hebben
Grigsons aanbevelingen gezorgd voor een toegenomen de belangstelling voor
crosnes. Niet alleen heeft Vreekens zaadhandel in Dordrecht (gespecialiseerd in
vergeten groenten) ze al een paar jaar in zijn assortiment. Ook een enkel
restaurant heeft ze inmiddels op de kaart.
Na twee seizoenen ervaring met
crosnes op het Landje kunnen we beamen dat ze makkelijk te telen zijn. De
knolletjes zijn alleen vrij klein, dus het is een heel gewroet om ze te
oogsten. Kilo’s ga je er niet van oogsten, maar met een paar planten heb je al
snel genoeg crosnes om een salade, pasta of soep mee te pimpen.
Ze zijn ook heel eenvoudig klaar
te maken (blancheren, stoven, rauw: allemaal lekker), maar wel een beetje
lastig schoon te borstelen (dat schreef Grigson er dan weer niet bij: misschien
had ze een hulp die dit soort klusjes opknapte?).
De smaak is zacht en subtiel.
Denk artisjok, denk hazelnoot, denk aardpeer.
Teeltaanwijzing:
Plant ze in het voorjaar een
paar centimeter diep en laat ze een heel seizoen groeien. Graaf ze aan het eind
van het najaar of het begin van de winter op. Goede kans dat je nooit alle
knolletjes oogst, dus vermoedelijk heb je volgend jaar weer crosnes zonder dat
je ze opnieuw hoeft te poten. Crosnes zijn goed winterhard
Geen opmerkingen:
Een reactie posten